Terug naar de Startpagina           geneaservice.nl

Bossche Schepenzegels       BO t/m BR

Mogelijk meer details in Taxandria 1899 blz. 24

73. Lambert BOGAERT, schepen in 1501, 1505, 1509, 1513, 1517 en 1521. Van 1 Oct. 1496-1 Oct. 1497 trad hij met Hendrik van Ophoven als rentmeester der stad op. Hij stierf in 1526 als meester van het Leprooshuis, in welk eereambt hij door den schepen Willem van Os werd opgevolgd. Hij was de vader van de schepen Frans Bogaert, wiens zegel onder nr. 72 is afge-beeld. Deze kocht voor schepenen der stad, 26 Juni 1555, van Jan van den Honck Dirkszn. het kasteeltje Kouwenberg onder Vught, welk goed hij 13 Juni van het volgende jaar voor dezelfde schepenbank overdroeg aan Mr. Simon Blanccocq, alias Withaan, kanunnik der St. Janskerk

74. Jordaan van BOORT, tot schepen benoemd in 1490, 1498, 1503, 1508 en president in 1516. Hij verklaart voor de Bossche schepenbank, 20 Juli 1501, aangaande de stads jurisdictie en het ingebod in de landen van Ravenstein, Megen, Herpen, Uden enz., doch bijzonder te Oyen. in 1510, 1511 en 1514 wordt hij regent van het Zinneloos huis of van de stichting van Reinier van Arckel genoemd. Volgens Taxandria IV, blz. 261, huwde hij in 1487 met Christina van Son en stierf in 1520

75. Jonker Ricold (Rijcout) de BORCHGRAVE Dirkszn., tot schepen benoemd in 1443 en nog eens 23 jaar later in 1466. Met Antonie van Oeteren was hij van 1447-1450 Gasthuismeester en stierf in 1470. Hij was de eerste uit zijn geslacht, dat door onderscheidene leden tot bij den overgang der stad aan de Staten in 1629 in de regeering vertegenwoordigd werd. Zijn zoon Dirk bezette ook de schepenstoel en stierf 27 Juni 1519. Deze had in huwelijk vrouwe Geertruda Brant van Grobbendonck, overleden 10 November 1496 en met haar echtgenoot in de St. Janskerk begraven. Zij waren de ouders van Pieter de Borchgrave (zie nr. 76)

76. Jonker Pieter de BORCHGRAVE, schepen in 1502, 1514 en 1518. Hij huwde Maria van Bruheze en stierf in laatstgenoemd jaar. Godfried van Middegael volgde hem in den schepenstoel op. Zij waren de ouders van Willem en Pieter De Borchgrave (zie nrs 77 en 78)

77. Jonker Willem de BORCHGRAVE, heer van Oerle en Meerveldhoven (Merefelt), schepen in 1543, 1546, 1549, 1552, 1505, 1558, 1559, 1662, 1565, 1568, 1569, 1570 en 1580; van welke jaren hij in 1568, 1569 en 1570 het presidentschap bekleedde. Hij kreeg gemelde heerlijkheden 11 maart 1560 in pandschap als een leen van den koning van Spanje. Hij nam in huwelijk jonkvrouw Everarda van Nulant, dochter van Everard en jonkvrouw Adriana van Kessel Jansdr

78. Jonker Pieter de BORCHGRAVE, schepen in 1544. Gehuwd met jonkvrouw Anna van Nulant, ver-wisselde hij het tijdelijke met het eeuwige 6 September 1553 en werd in de St. Janskerk bijgezet

79. Jonker Everard de BORGHGRAVE, heer van Oerle en Meerveldhoven, schepen in 1587, 1591, 1594, 1602 en 1603. In 1599 werd hij kapitein der schutterij van den blok der Beursestraat. Hij trouwde jonkvrouw Johanna Schroots, erfdochter van Michiel, heer van Bovinlingen, Quaedmechelen en Pepingen. Als Zwanenbroeder der Illustre Lieve Vrouwebroederschap overleed hij in Augustus 1617

80. Jonker Jan de BORCHGRAVE, tot de schepenstoel benoemd in 1581, 1584, 1585 en 1590. Wegens de voortdurenden oorlogstoestand, waarin de stad verkeerde, waren hare geldmiddelen zeer verachterd, zodat verscheidene renten, ten haren laste staande, onbetaald moesten blijven. Dit had ten gevolge, dat enige rentheffers te Keulen woonachtig, in 1581 op goederen van enige Bossche burgers daar ter stede zijnde, deden beslag leggen. De regering verzocht de hertog van Parma, dat hij bij die van Keulen zou trachten uit te werken, dat men die goederen teruggaf. Welke tussenkomst echter niet het gewenste gevolg had, waarom de regeering het volgende jaar jonker Jan de Borchgrave derwaarts zond, om de regering van Keulen er op te wijzen, dat de handelingen harer ingezetenen in strijd waren met de Gouden Bulle, waarbij de Brabantera het recht verkregen hadden, dat hun goederen binnen het gehele Duitse rijk niet aangehouden, en dus niet in rechten mochten betrokken worden. Deze zending bleef mede zonder gevolg, de goederen werden verkocht, en de stad zag zich verplicht de geleden schade aan hare poorters te vergoeden

81. Michiel de BORCHGRAVE, heer van Oerle, Meerveldhoven, Bovelingen enz. Hij was een zoon van Everard voornoemd (zie nr. 79) en zag zich in 1617 en 1620 tot de schepenstoel geroepen. In een akte van 27 Juli 1613 wordt hij drossaard van het land van Megen genoemd. De Bossche Kamers van Rhetorica verkozen hem in Mei 1619 tot haar Prins. Hij huwde jonkvrouw Maria de Jeger, dochter van Wouter, heer van Lochtenburg (slot te St. Oedenrode) en Heilwich van Raessen Paulusdr. Zijn gade wordt in 1649 weduwe genoemd

82. Mr. Willem van den BOSCH, schepen in 1469, 1486, 1490, 1495, 1499, 1503 en 1507. Toen hertog Philips in 1494 besloot naast de schepenen twee burgemeesters te benoemen tot beter beheer der regeering en stads-financiën, welke elk jaar zouden aftreden, zag hij als bekwaam rechtsgeleerde zich met Mr. Pieter Pels in 1497 tot dit hooge ambt geroepen en genoot met zijn collega de eer in 1498 voor een jaar te worden herbenoemd. Na hun aftreden werd het ambt weer opgeheven.Hij stierf 18 November 1507, kort na zijn herbenoeming en werd met zijn echtgenoote Elsebena Bolckx bij het altaar van de H H. Maria Magdalena, Lazarus en Martha in de St. Janskerk begraven. Hij was een zoon van Jan van den Bosch en Wilhelmina van Kessel, welke in dezelfde grafstede rusten

83. Georgius van den BOSCH, schepen in 1488

84. Jonker Gosewijn van BRECHT, heer van Hagoort, tot schepen aangesteld in 1483, 1489, 1498, 1502, 1507, 1511 en 1515. Hij was een zoon van Jan, heer van Dieghem, lid der regering van Brussel, en jonkvrouw Theodora de Louwe, gezegd van Montfort Godfriedsdr. Hij trouwde jonkvrouw Elisabeth van Wijtfliet. Deze overleefde haar echtgenoot en werd in de St. Janskerk bij het altaar van de H. Adrianus begraven. Onderscheidene leden van het geslacht van Brecht hebben tot de overgang der stad aan de Staten in 1629 deel van het stedelijk bestuur uitgemaakt, waarvan deze Gosewijn de eerste was


Terug naar de Startpagina
© R.Kuijsten 2002